De Tsjechische Emancipatie
Voor de Tsjechen stond het laatste kwart van de 19e eeuw in het teken van hun politieke en culturele emancipatie. Het land bevond zich in de houdgreep van Wenen, toen de hoofdstad van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie. De Duitstalige minderheid maakte de dienst uit en de stijl waarin werd gebouwd, was meestal een kopie van de vele neostijlen waar het hof in Wenen zo dol op was. Toch waren er grote veranderingen op til. Wenen had Bohemen (de oude naam voor Tsjechië) uitgekozen als zwaartepunt van de industrialisering en veel Tsjechen trokken naar de stad om aan de steeds stijgende vraag naar arbeidskrachten te voldoen. Waar het voorheen bijna onmogelijk was om een politieke vuist te maken, omdat de Tsjechen verspreid op het platteland leefden, kon dat nu wel. Ze stelden zich steeds zelfbewuster op en toen in 1895 bijna alle volwassen mannen stemrecht kregen, sloeg de politieke balans van de Duitstalige bevolking om naar de Tsjechische bevolking. Er vormde zich een nieuwe Tsjechische elite en middenklasse, die op zoek was naar een manier om hun groeiende zelfvertrouwen te uiten. Niet alleen in woorden maar ook in steen, hout en papier.