
El Camino – de weg naar Compostela
De pelgrim knoopt de schelp achter op zijn rugzak. De man in het kantoortje zet een stempel op zijn nog maagdelijke stempelkaart. Dan loopt hij naar buiten, aan de overkant van het pelgrimskantoor koopt hij een stok, zijn uitrusting is nu compleet. Voor hem ligt De Weg. De eerste stap voelt zo onwerkelijk aan. Hoeveel stappen zouden het zijn naar Santiago de Compostela? Het is ruim 810 kilometer, dat weet hij wel.
De sterren leiden de weg
Op weg naar Santiago de Compostela, op weg naar het graf van de apostel Jakobus. Campus Stellae, het veld van de sterren. In 830 zou de felheid waarmee de sterren schenen de aandacht hebben getrokken van de heremiet Pelayo. Het leek alsof de sterren hem een bepaalde plaats wilden wijzen. Hij liet zich leiden door het felle licht en ontdekte drie graven. De bisschop van Flavia Iria hoorde het verhaal en al snel werd duidelijk dat het zou gaan om het graf van Jakobus en zijn twee discipelen, Teodoro en Atanasio. Die zouden het lichaam van hun meester hebben overgebracht van Jeruzalem naar Galicië, in het noordwesten van Spanje. Dat was de laatste wens van Jakobus, om te worden begraven op de plaats waar hij ooit had gepredikt. Na de ontdekking van het graf kwam er al snel een enorme stroom verhalen op gang over het leven van Jakobus, de plaatsen waar hij had gepredikt op het Iberisch Schiereiland en de overbrenging van het lichaam naar Spanje. Realiteit, symboliek en legenden werden met elkaar verweven.
De eerste pelgrim die het graf van Jakobus bezocht, was de koning van Asturïë, Alfonso de Kuise (759-842). Hij was ook graaf was van Galicië en beval dat op de plaats van het graf een kerk moest worden gebouwd. Zijn opvolgers zorgen voor een steeds grotere cultus rond Jakobus. De belangen waren niet alleen religieus van aard, maar ook politiek, cultureel en economisch. Het graf werd ontdekt in de tijd dat de strijd tussen de islamieten en christenen op het Iberisch Schiereiland in volle gang was. De pelgrimage ontwikkelde zich tot een belangrijk wapen in die strijd. Er ontstond een legende dat Jakobus de strijdende christenen in de Riojastreek hielp. De apostel Jakobus werd Jakobus de Morendoder, Santiago Matamoros, ‘Santiago y cierra España’, ‘Jakobus, en doe Spanje op slot’, was de strijdkreet van de kruisvaarders. In veel kerken en kathedralen prijkt nog steeds het beeld van Jakobus, gezeten op een paard met het zwaard hoog geheven, terwijl onder het paard de Moren worden verslagen.
Aankomen bij het graf
De koningen van de jonge christelijke koninkrijkjes als Navarra, León en Castilië deden er alles aan om De Weg naar het graf over hun grondgebied te laten lopen. Want met de komst van de pelgrims zouden de steden in cultureel en economisch opzicht gaan floreren. Met het schrijven van de gids voor de pelgrims, in de 12e eeuw, stelde Aymeric Picaud de definitieve route vast. Ook aan de uitgave van de gids lagen politieke ideeën ten grondslag. De paus die opdracht gaf tot de verspreiding van de gids was Calixus II, een broer van de graaf van Galicië, Raymond van Bourgondië. Die was op zijn beurt de beschermheer van de aartsbisschop van Santiago, Diego Gelmirez, de grote promotor van de pelgrimsweg. Vanaf het moment van uitgave van de gids, die is opgenomen in de Codex Calixtinus, kwam er een stroom van pelgrims op gang. Vanuit heel Europa kwamen en komen de pelgrims nog steeds naar Santiago.
De route die gedetailleerd staat beschreven in de gids van Aymeric Picaud is de zogenaamde Camino Francés, de Franse route. Deze heet zo omdat de belangrijkste wegen vanuit Frankrijk over de Pyreneeën in Spanje uitkomen. Deze wegen zijn het eindpunt van vele wegen die vanuit alle delen van Europa uiteindelijk bij elkaar komen. De pelgrims komen bij Somport of bij Roncesvalles op Spaans grondgebied en deze twee wegen smelten uiteindelijk samen bij Puente la Reina, een klein plaatsje met een prachtige romaanse brug in de streek van Navarra. En na Navarra volgen de wijngaarden van de Riojastreek, die overgaat in de uitgestrekte hoogvlakte tussen Burgos en León. Na León krijgen de pelgrims de bergen van Galicië in zicht en wacht ze nog een zware beproeving: de bergpas van O Cebreiro, die de natuurlijke grens vormt tussen Castilië, León en Galicië. Tot in mei kan er sneeuw vallen op de bijna 1.300 meter hoge berg. De afdaling eindigt in het groene Galicië. Dan weet de pelgrim dat hij in ongeveer een week in de stad van de apostel zal aankomen.
Geen enkele pelgrim is tijdens zijn reis in Spanje onderweg bezig met het einddoel. De weg op zich is veel belangrijker dan de aankomst. Want aankomen in Santiago de Compostela is aankomen bij het graf van de apostel. Ook is het afscheid nemen van de pelgrimsweg en van de andere pelgrims, met wie het contact verder is gegaan dan de traditionele begroeting ‘buen camino’, ‘goede weg’. Uiteindelijk zijn het die ontmoetingen en de belevenissen onderweg die de meeste indruk maken.
Het symbool van de weg
De moderne pelgrim heeft misschien niet de devotie van de middeleeuwse pelgrim, die de tocht aflegde om een aflaat te bemachtigen en onderweg de relieken van de verschillende heiligen vereerde in kathedralen en kerken. De pelgrims die vandaag over de Camino gaan, doen dat vooral uit recreërend, cultureel of spiritueel oogpunt. Maar toch is het middeleeuwse ideaal nooit ver weg. Het komt tot uiting in de kleine romaanse kerkjes en kruisen, de grote gotische kathedralen van León en Burgos, de tempeliersburcht van Ponferrada, het IJzeren Kruis bij Foncebadón, waar iedere pelgrim een steen achterlaat, en in de heiligen Santo Domingo de La Calzada en San Juan de Ortega. Het komt ook tot uiting in de schelp, hét symbool van de pelgrim, die hij op zijn rugzak moet bevestigen.
De geschiedenis van de schelp gaat terug naar de traditie dat de pelgrims na aankomst in Santiago moesten doorwandelen naar Kaap Finisterre, het einde van de wereld, om daar een schelp van het strand mee te nemen om aan het thuisfront te kunnen laten zien dat ze in Galicië waren geweest. Een andere verklaring is dat het lichaam van Jakobus was bedekt met schelpen toen het werd gevonden. En weer een ander verhaal vertelt dat de schelp het symbool is voor alle pelgrimswegen. Net zoals de lijnen op een schelp uitkomen bij een punt, zo geldt dat ook voor de pelgrimswegen.
Het belangrijkste kleinood dat de pelgrim onderweg bij zich draagt, is zijn stempelkaart. Daarop verzamelt hij de stempels die hij krijgt bij de pelgrimsherbergen, kerken en kathedralen. Alleen daarmee kan hij aan het einde van de pelgrimage zijn oorkonde afhalen bij het pelgrimskantoor in Santiago. Maar dat kan onderweg ook al. Als een pelgrim honderd kilometer van de route heeft afgelegd, heeft hij al recht op de oorkonde, fietsende pelgrims moeten de dubbele afstand afleggen. Maar wie eenmaal onderweg is, wil niets anders dan uiteindelijk aankomen in de stad van de apostel.
De pelgrim loopt het plein van de kathedraal op. Hij is vijfentwintig dagen onderweg geweest. Hij kijkt om zich heen, bewondert de voorgevel van de kathedraal. Pas nu dringt tot hem door wat hij heeft bereikt. Hij haalt in het pelgrimskantoor zijn oorkonde op en gaat de kathedraal in, hij is net op tijd voor de pelgrimsmis. De priester leest de lijst met namen op van pelgrims die in de stad zijn aangekomen en de plaats vanwaar ze zijn vertrokken. Het is een lange lijst. Morgen zal hij dat weer doen, en overmorgen en zo tot in de lengte van dagen, want de reis naar Santiago de Compostela is een fenomeen waar geen einde aan zal komen.

Volg ons