Wolgakinderen
Maar sindsdien is er ook voor mij als reisleider geen sprake van reizen. Ik kan alleen maar lezen over mooie bestemmingen en andere volken. Iets wat ik overigens altijd al met veel plezier doe. Eén boek waar ik afgelopen winter enorm van genoten heb is Wolgakinderen van de Russische schrijfster Guzel Jachina. In 2015 was zij dé literaire sensatie van Rusland met haar boek Zulajka opent haar ogen. En omdat ik zo van dat boek had genoten, was het heel logisch het nieuwe boek ‘Wolgakinderen’ ook te willen lezen. Deze roman vertelt het verhaal van een afgesloten samenleving van Duitse kolonisten in de steppe langs de Wolga. Het laat een sprookjesachtige wereld zien tegen de achtergrond van de Russische revolutie, de hongersnood, de Stalin-terreur en de deportatie van de Wolga-Duitsers.
Tsarina Catharina de Grote, die overigens zelf van oorsprong uit het Duitse Stettin kwam, liet vanaf 1763 na de verovering van het zuidelijke Oekraïne en het Wolgagebied deze streken door kolonisten bevolken. Een deel van deze kolonisten bestond uit Kozakken. Maar een groot deel van de nieuwe bevolking werd gevormd door arme boeren uit de Duitse landen, en dan met name uit Hessen en de Pfalz. Zij vormden aparte gemeenschappen met grote bestuurlijke, religieuze en economische vrijheden. Dit in tegenstelling tot de Russische boeren die gewoonlijk lijfeigen waren en geen rechten en bezittingen hadden. Men schat dat er uiteindelijk in 1900 ongeveer 400.000 Wolga-Duitsers in zo’n 200 dorpen woonden. Zij spraken hun eigen taal en stonden bekend als harde werkers. In 1924 werd hen toegestaan een eigen ‘Wolga-Duitse Autonome Socialistische Sovjetrepubliek’ op te richten, met de vrijheid hun taal te gebruiken.
Tsarina Catharina de Grote, die overigens zelf van oorsprong uit het Duitse Stettin kwam, liet vanaf 1763 na de verovering van het zuidelijke Oekraïne en het Wolgagebied deze streken door kolonisten bevolken. Een deel van deze kolonisten bestond uit Kozakken. Maar een groot deel van de nieuwe bevolking werd gevormd door arme boeren uit de Duitse landen, en dan met name uit Hessen en de Pfalz. Zij vormden aparte gemeenschappen met grote bestuurlijke, religieuze en economische vrijheden. Dit in tegenstelling tot de Russische boeren die gewoonlijk lijfeigen waren en geen rechten en bezittingen hadden. Men schat dat er uiteindelijk in 1900 ongeveer 400.000 Wolga-Duitsers in zo’n 200 dorpen woonden. Zij spraken hun eigen taal en stonden bekend als harde werkers. In 1924 werd hen toegestaan een eigen ‘Wolga-Duitse Autonome Socialistische Sovjetrepubliek’ op te richten, met de vrijheid hun taal te gebruiken.