Mijn Camino
Om u alvast in de stemming te brengen neem ik u graag even mee op mijn avontuur: ik voltooide de laatste etappe van de Camino in september van het afgelopen jaar. Vertrokken in Saint-Jean-Pied-de-Port, aan de Franse kant van de Pyreneeën in 2021, wandelde ik tijdens 4 verschillende seizoenen de 850 kilometer naar Santiago de Compostela (Nieuwsgierig naar de eerdere etappes? Lees deel 1 en deel 2 van mijn wandelavontuur). Ik werd vergezeld door een heerlijk gevoel van vrijheid, genietend van die enorme ruimte die voor me lag, van verrassing naar verbazing vanwege dat ongekend aanbod van historische rijkdom en natuurschoon dat dit deel van Spanje herbergt. De korte ontmoetingen met medepelgrims en hun verhalen die steeds maar mooier en groter werden, vergezichten en zonsopgangen die je nooit meer vergeet, verfrissende fonteinen in snikhete slaapdorpen en stoofpotten van Spaanse grootmoeders die je leven leken te redden… Een glimlach of een geur, een herkenning op een terras, een lied, een stromend stuk natuur, een dorp dat verschijnt uit de nevel, geen kilometer is hetzelfde….je volgt de gele pijlen en de rest gaat (redelijk) vanzelf!
Mijn laatste etappe van de Camino liep van Villafranca de Bierzo tot aan Compostela. Een afstand van nog maar 150 kilometer, deels door het prachtige Bierzo, een groen en vruchtbaar berggebied. Hier vindt u de kleine dorpjes met de bekende karakteristieke ‘hórreos’, de oude voorraad schuurtjes op palen, de ‘pallozas’, de eeuwenoude ronde huisjes van graniet met rieten daken en de ‘cierres de las fincas’, de oneindige stenen muurtjes die de percelen en landerijen begrenzen. Om de paar kilometer staan de ‘cruceiros’, de stenen zuilen met het kruis, langs de wegen die ons herinneren aan de religieuze intensiteit van de streek. Een mooiere streek om te wandelen kunt u zich hier in Spanje niet voorstellen. Na een paar uur klimmen komt de pelgrim bij O Cebreiro en zodra de ochtendnevel wegtrekt wordt men getrakteerd op een schitterend wijds uitzicht en ziet u de pelgrims aankomen en vertrekken. Het kleine kerkje is vol met honderden kaarsjes en de gelovigen schuiven aan voor het gebed, terwijl anderen de begeerde stempel halen. Hier in deze kerk speelde zich in de 13e eeuw het ‘eucharistisch mirakel’ af: tijdens een dienst veranderden de wijn en het brood in vlees en bloed. De twee zilveren ampullen, geschonken door koningin Isabella van Castilië bewaren deze kostbaarheden en zijn nog steeds te zien in dit kleine kerkje. Ook lijkt het alsof het Mariabeeld rechts van het altaar, zich een stukje naar voren boog om getuige te zijn van dit wonder….
De oude ronde huisjes van O Cebreiro hebben zich volledig aangepast aan de handel en voorzieningen voor de pelgrims en bezoekers: er zijn wat cafés, een paar slaapplekken en de stokken, en Jakobsschelpen zijn te koop. Niet ver daarna arriveert de pelgrim bij het hoogste punt van het pad, althans hier in Galicië: ‘Alto do Poio’, op 1.337 meter hoogte. Een lange afdaling richting het beroemde benedictijnerklooster van Samos volgt. Het klooster staat hier al vanaf de 12e eeuw. Pelgrims konden hier schuilen, slapen, eten krijgen en verzorgd worden, het fungeerde dus ook als herberg en hospitaal. Vandaag de dag spoeden veel bezoekers zich naar misschien wel de beroemdste middeleeuwse graffiti van Spanje, de tekst ‘Que miras, Bobo’ (‘waar kijk je naar dwaas?’) is gegraveerd in een granieten sluitsteen in het plafond. Tot nu toe wist niemand wie ‘Bobo’ was en waar hij naar keek…
Mijn laatste etappe van de Camino liep van Villafranca de Bierzo tot aan Compostela. Een afstand van nog maar 150 kilometer, deels door het prachtige Bierzo, een groen en vruchtbaar berggebied. Hier vindt u de kleine dorpjes met de bekende karakteristieke ‘hórreos’, de oude voorraad schuurtjes op palen, de ‘pallozas’, de eeuwenoude ronde huisjes van graniet met rieten daken en de ‘cierres de las fincas’, de oneindige stenen muurtjes die de percelen en landerijen begrenzen. Om de paar kilometer staan de ‘cruceiros’, de stenen zuilen met het kruis, langs de wegen die ons herinneren aan de religieuze intensiteit van de streek. Een mooiere streek om te wandelen kunt u zich hier in Spanje niet voorstellen. Na een paar uur klimmen komt de pelgrim bij O Cebreiro en zodra de ochtendnevel wegtrekt wordt men getrakteerd op een schitterend wijds uitzicht en ziet u de pelgrims aankomen en vertrekken. Het kleine kerkje is vol met honderden kaarsjes en de gelovigen schuiven aan voor het gebed, terwijl anderen de begeerde stempel halen. Hier in deze kerk speelde zich in de 13e eeuw het ‘eucharistisch mirakel’ af: tijdens een dienst veranderden de wijn en het brood in vlees en bloed. De twee zilveren ampullen, geschonken door koningin Isabella van Castilië bewaren deze kostbaarheden en zijn nog steeds te zien in dit kleine kerkje. Ook lijkt het alsof het Mariabeeld rechts van het altaar, zich een stukje naar voren boog om getuige te zijn van dit wonder….
De oude ronde huisjes van O Cebreiro hebben zich volledig aangepast aan de handel en voorzieningen voor de pelgrims en bezoekers: er zijn wat cafés, een paar slaapplekken en de stokken, en Jakobsschelpen zijn te koop. Niet ver daarna arriveert de pelgrim bij het hoogste punt van het pad, althans hier in Galicië: ‘Alto do Poio’, op 1.337 meter hoogte. Een lange afdaling richting het beroemde benedictijnerklooster van Samos volgt. Het klooster staat hier al vanaf de 12e eeuw. Pelgrims konden hier schuilen, slapen, eten krijgen en verzorgd worden, het fungeerde dus ook als herberg en hospitaal. Vandaag de dag spoeden veel bezoekers zich naar misschien wel de beroemdste middeleeuwse graffiti van Spanje, de tekst ‘Que miras, Bobo’ (‘waar kijk je naar dwaas?’) is gegraveerd in een granieten sluitsteen in het plafond. Tot nu toe wist niemand wie ‘Bobo’ was en waar hij naar keek…